wollen
Nederlands
Woordafbreking
- wol·len
Bijvoeglijk naamwoord
wollen
- gemaakt van wol
- Hij draagt sinds kort weer wollen sokken.
Gangbaarheid
- Het woord wollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wollen' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Duits
Woordafbreking
- wol·len
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wollen [ˈvɔlən] |
wollte [ˈvɔltə] |
gewollt [geˈvɔlt] |
volledig |
Werkwoord
wollen
- modaal werkwoord willen
- «Ich wollte gerade meine E-Mails abrufen.»
- Ik wilde gewoon mijn e-mail checken.
- «Ich wollte gerade meine E-Mails abrufen.»
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
wollen | ||
alle verbuigingsvormen |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.