teken
Nederlands
Woordafbreking
- te·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘blijk, merk’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- <Middelnederlands teiken, teken< Oudnederlands teikin, teican
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teken | tekens (tekenen) * |
verkleinwoord | tekentje | tekentjes |
Zelfstandig naamwoord
teken o
- (semiotiek) symbool, signaal, aanduiding
- Dat prachtige wegennet is een teken van aanzienlijke welvaart.
- een afgesproken gebaar
- Eindelijk kreeg hij het teken om van start te gaan.
- (taalkunde), (muziek), (wiskunde) de genormeerde figuren van het alfabet, muziekschrift, cijfers, operatoren enz.
- Een karakterset met allerlei tekens.
Opmerkingen
- Het meervoud 'tekenen' is archaïsch aan het worden en komt vooral nog bij betekenis 1. voor.
Synoniemen
- [1] aanwijzing, kenmerk, zinnebeeld
- [2] signaal, sein
- [3] karakter, symbool
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- tekenreeks, tekenrij
Vertalingen
1. symbool, signaal, aanduiding
|
Hyponiemen
- veldteken, wondteken
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord teken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'teken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Nynorsk
Woordafbreking
- te·ken
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | teken | ||
o enkelvoud | teke | |||
meervoud | tekne | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
tekne |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.