teken

De viool- of g-sleutel die de tweede lijn (van onderaf) van de notenbalk markeert als de toon 'g'

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  teken    (hulp, bestand)
  • IPA: /'te.kə(n)/
Woordafbreking
  • te·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord teken tekens
(tekenen) *
verkleinwoord tekentje tekentjes

Zelfstandig naamwoord

teken o

  1. (semiotiek) symbool, signaal, aanduiding
    • Dat prachtige wegennet is een teken van aanzienlijke welvaart. 
  1. een afgesproken gebaar
    • Eindelijk kreeg hij het teken om van start te gaan. 
  1. (taalkunde), (muziek), (wiskunde) de genormeerde figuren van het alfabet, muziekschrift, cijfers, operatoren enz.
    • Een karakterset met allerlei tekens. 
Opmerkingen
  • Het meervoud 'tekenen' is archaïsch aan het worden en komt vooral nog bij betekenis 1. voor.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • tekenreeks, tekenrij
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

teken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord teek
Hyponiemen
  • veldteken, wondteken

Werkwoord

vervoeging van
tekenen

teken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tekenen
    • Ik teken. 
  2. gebiedende wijs van tekenen
    • Teken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tekenen
    • Teken je? 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord teken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Middelnederlands

Zelfstandig naamwoord

teken o

  1. teken
Schrijfwijzen


Nynorsk

Woordafbreking
  • te·ken
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud teken
o enkelvoud teke
meervoud tekne
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tekne

Bijvoeglijk naamwoord

teken

  1. genomen
Schrijfwijzen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.