karakter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  karakter    (hulp, bestand)
  • IPA: /'karɑktər/
Woordafbreking
  • ka·rak·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aard, kenmerk’ voor het eerst aangetroffen in 1764 [1]
  • Van Grieks charaktèr (stempel als stempelresultaat, kenmerk). Van Grieks charassein (inkrassen). Van charax (paal). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord karakter karakters
verkleinwoord karaktertje karaktertjes

Zelfstandig naamwoord

karakter o

  1. aard, geaardheid, inborst, natuur, wezen
    • Hij is erg zacht van karakter. 
    • Albert Maillard. Hij was een slanke jongen met een enigszins traag, bescheiden karakter. [3] 
  1. een glief zoals een letter, figuur, symbool
    • Er stond een karakter verkeerd, maar de tekst was nog goed te lezen. 
Hyponiemen
  • rechtskarakter, volkskarakter
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord karakter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.