muzikant
Nederlands
Woordafbreking
- mu·zi·kant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muziekbeoefenaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | muzikant | muzikanten |
verkleinwoord | muzikantje | muzikantjes |
Verwante begrippen
- musicologie, muziek, musicoloog
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. iemand die muziek maakt
|
Gangbaarheid
- Het woord muzikant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'muzikant' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.