tegenspeler
Nederlands
Woordafbreking
- te·gen·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tegen bw en speler zn
- Naamwoord van handeling van tegenspelen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegenspeler | tegenspelers |
verkleinwoord | tegenspelertje | tegenspelertjes |
Zelfstandig naamwoord
tegenspeler m
- een speler van de tegenpartij
- iemand die met een ander samenspeelt
Vertalingen
1. een speler van de tegenpartij
2. iemand die met een ander samenspeelt
Gangbaarheid
- Het woord tegenspeler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tegenspeler' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.