smart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  smart    (hulp, bestand)
  • IPA: /smɑrt/
Woordafbreking
  • smart
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verdriet’ voor het eerst aangetroffen in 1254 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord smart smarten
verkleinwoord smartje smartjes

Zelfstandig naamwoord

smart v/m

  1. het gevoel van lijden
    • Het overlijden van zijn vrouw veroorzaakte bij hem grote smart. 
  1. (van het Engels:) slim
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • [1] moedersmart, zielensmart
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
smarten

smart

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van smarten
  2. gebiedende wijs van smarten

Gangbaarheid

  • Het woord smart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /smɑrt/
stellend vergrotend overtreffend
smartsmartersmartest

Bijvoeglijk naamwoord

smart

  1. slim, pienter.
  2. sluw
  3. heftig
  4. toonaangevend
Antoniemen
Afgeleide begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.