wee

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wee    (hulp, bestand)
  • IPA: /ʋeː/
Woordafbreking
  • wee
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘smart, tussenwerpsel ter uitdrukking van smart’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord wee weeën
verkleinwoord weetje weetjes

Zelfstandig naamwoord

wee v/m, o

  1. (medisch) pijnlijke samentrekking die het barensproces inleidt.
    • De weeën zijn al begonnen. 
  1. jammerklacht, smart, verdriet
    • Dat ging met veel ach en wee gepaard. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen weeweeërweest
verbogen weeëweeëreweeste
partitief weesweeërs-

Bijvoeglijk naamwoord

wee

  1. onaangenaam misselijk makend.
    • Er ging een weeë geur in het gebouw. 
Afgeleide begrippen

Tussenwerpsel

wee!

  1. kondigt rampspoed aan.
    • Wee je gebeente als je dat durft! 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord wee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.