rennen
Nederlands
Woordafbreking
- ren·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hard lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rennen |
rende |
gerend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
rennen
- inergatief (ongericht) zeer snel lopen
- Je hoeft niet te rennen, we hebben alle tijd.
- ergatief (gericht) zeer snel lopen
- Ik ben naar huis gerend.
Zelfstandig naamwoord
[A] rennen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ren
[B] rennen m
- (sport) (meestal in meevoud) een snelheidsproef op de weg of in het terrein
- Een snelheidsproef in de lucht of het water noemt men nooit een rennen of rennennen.
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
[A] 1. zeer snel lopen
[B] 1. een snelheidsproef op de weg of in het terrein
Gangbaarheid
- Het woord rennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rennen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.