meet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘streep, honk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord meet meten
verkleinwoord meetje meetjes

Zelfstandig naamwoord

meet v/m

  1. een grensstreep, een eindstreep
    • Aan de meet kwam hij net een wiellengte te kort. 
Uitdrukkingen en gezegden

Van meet af aan.

  • Vanaf het begin.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
meten

meet

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van meten
  2. gebiedende wijs van meten

Gangbaarheid

  • Het woord meet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to meet
he/she/it meets
verleden tijd met
voltooid
deelwoord
met
onvoltooid
deelwoord
meeting
gebiedende wijs meet

Werkwoord

meet

  1. ontmoeten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.