correr

Portugees

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
correr
corria
corrido
volledig

Werkwoord

correr

  1. rennen


Spaans

Uitspraak
  • IPA: /ko.ˈreɾ/
Woordafbreking
  • co·rrer

correr

Werkwoord

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
correr
corría
corrido
volledig
  1. onovergankelijk rennen, hollen
  2. zich haasten
  3. stromen
  4. verstrijken, voorbijgaan (van tijd)
  5. overgankelijk rennen, hollen
  6. verschuiven
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.