proef

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • proef
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1286 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord proef proeven
verkleinwoord proefje proefjes

Zelfstandig naamwoord

proef v / m

  1. een onderzoek of test naar de juistheid, degelijkheid of waarheid.
  2. (natuurkunde), (scheikunde), (biologie) het verrichten van een handeling om een verschijnsel te achterhalen of zichtbaar te maken, proefneming, experiment
  3. een drukproef
  4. een monster, (steekproef)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
proeven

proef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proeven
    • Ik proef. 
  2. gebiedende wijs van proeven
    • Proef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van proeven
    • Proef je? 

Gangbaarheid

  • Het woord proef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.