sample
Nederlands
Woordafbreking
- sam·ple
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘staaltje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1967 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sample | samples |
verkleinwoord | sampletje | sampletjes |
Zelfstandig naamwoord
sample m
- voorbeeld
- Het parfumbedrijf bood een gratis sample aan.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samplen |
sample
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samplen
- Ik sample.
- gebiedende wijs van samplen
- Sample!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samplen
- Sample je?
- aanvoegende wijs van samplen
Gangbaarheid
- Het woord sample staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sample' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
Engels
Zelfstandig naamwoord
sample
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to sample |
he/she/it | samples |
verleden tijd | sampled |
voltooid deelwoord |
sampled |
onvoltooid deelwoord |
sampling |
gebiedende wijs | sample |
Noors
Zelfstandig naamwoord
sample
- verouderde spelling of vorm van sampel van vóór 2005
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sample | samples |
verkleinwoord | sampletje | sampletjes |
(onzijdige onbepaalde vorm nominatief enkelvoud)
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.