pineut
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘dupe’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- Mogelijk afgeleid van het Engelse peanut ("pindanootje") of het Franse pine (vulgair woord voor penis).[2]
Verwante begrippen
- de zondebok zijn
- ergens voor (moeten) opdraaien
- het (moeten) bekopen
- kop van Jut zijn
Gangbaarheid
- Het woord pineut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pineut' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "pineut" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- De pisang / de sigaar / de pineut zijn. Genootschap Onze Taal (14 juli 2014) Geraadpleegd op 31 augustus 2015.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.