pineut

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘dupe’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • Mogelijk afgeleid van het Engelse peanut ("pindanootje") of het Franse pine (vulgair woord voor penis).[2]
Woordafbreking
  • pi·neut
enkelvoud meervoud
naamwoord pineut pineuten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pineut

  1. v/m: slachtoffer, (onterechte) verliezer
    • Ben ik nou alweer de pineut? 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pineut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.