slachtoffer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slacht·of·fer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘iem. die het offer is van de belangen van een ander’ voor het eerst aangetroffen in 1556 [1]
  • samenstelling van  slacht ww  en  offer   , (stam van het werkwoord offeren) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord slachtoffer slachtoffers
verkleinwoord slachtoffertje slachtoffertjes

Zelfstandig naamwoord

slachtoffer o

  1. een dier dat gedood wordt als offer voor een godheid
  2. iets of iemand die zonder eigen schuld kwalijke gevolgen ondervindt van een gebeurtenis
    • Hij werd het slachtoffer van een overval. 
    • Het bedrijf werd het slachtoffer van gewetenloze speculanten. 
  1. in het bijzonder iemand die om het leven komt ten gevolge van een gebeurtenis
    • De vliegramp maakte 200 slachtoffers. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • burgerslachtoffer, oorlogsslachtoffer, regularisatieslachtoffer, verkeersslachtoffer, zedenslachtoffer
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord slachtoffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.