sigaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·gaar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rol tabak om te roken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1808 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sigaar sigaren
verkleinwoord sigaartje sigaartjes

Zelfstandig naamwoord

sigaar v

  1. in dekblad gerolde tabak
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • fopsigaar, havannasigaar, klapsigaar, klobotsigaar, rietsigaar
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • de sigaar zijn
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sigaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.