pinda
![](../I/m/Owoce_Orzech_arachidowy.jpg)
[1], [2] Pinda's.
Nederlands
Woordafbreking
- pin·da
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Papiaments, in de betekenis van ‘olienootje’ voor het eerst aangetroffen in 1740 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinda | pinda's |
verkleinwoord | pindaatje | pindaatjes |
Zelfstandig naamwoord
pinda v/m
- (plantkunde) Arachis hypogaea
, een tot de vlinderbloemenfamilie behorende plant - (voeding) een vrucht van deze plant
- (scheldwoord) Chinees of iemand met Aziatisch uiterlijk
Hyponiemen
- vliespinda
Afgeleide begrippen
- pinda-Chinees, pinda-olie, pindaboter, pindachinees, pindakaas, pindanetje, pindaolie, pindarotsje, pindasaus, pindasoep
Vertalingen
1. een tot de vlinderbloemenfamilie behorende plant
2. een vrucht van deze plant
Gangbaarheid
- Het woord pinda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pinda' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.