pisang
Nederlands
Woordafbreking
- pi·sang
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘banaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pisang | pisangs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
pisang
- v/m:banaan
- m:vreemd persoon
- Dat is maar een rare pisang, hoor.
- m:slachtoffer
- Zo werd hij de pisang.
Gangbaarheid
- Het woord pisang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pisang' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Atjehs
Zelfstandig naamwoord
pisang
- (plantkunde),(voeding) banaan, naam voor enkele soorten grote planten uit het geslacht Musa
en hun vruchten
Indonesisch
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Maleis
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.