pisang

Niet te verwarren met: piesang
pisang: bananenplant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·sang
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘banaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pisang pisangs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. v/m:banaan
  2. m:vreemd persoon
    • Dat is maar een rare pisang, hoor. 
  1. m:slachtoffer
    • Zo werd hij de pisang. 

Gangbaarheid

  • Het woord pisang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Atjehs

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (plantkunde),(voeding) banaan, naam voor enkele soorten grote planten uit het geslacht Musa en hun vruchten


Banjar

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan


Indonesisch

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan


Maleis

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

pisang

  1. (fruit) banaan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.