quatsch

Nederlands

Uitspraak
  • (Noord-Nederland) /kʋɑtsʲ/
  • (Limburg) /kwɑtʃ/
Woordafbreking
  • quatsch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onzin’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
  • Afkomstig van het Duitse Quatsch
enkelvoud meervoud
naamwoord quatsch -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

quatsch m

  1. (informeel) onzin
    • Wat een quatsch, zeg! 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • quatschen, quatschverhaal
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord quatsch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.