mist
Nederlands
Woordafbreking
- mist
Zelfstandig naamwoord
mist m
- (meteorologie) laaghangende bewolking die het zicht belemmert
- Loopt het zicht verder terug dan 1 km, dan spreekt men van mist.
Hyponiemen
- avondmist, frontmist, grondmist, ochtendmist, regenmist, slootmist, stralingsmist, zeemist
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. laaghangende bewolking die het zicht belemmert
Gangbaarheid
- Het woord mist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mist' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
missen |
mist
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van missen
- Jij mist.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van missen
- Hij mist.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van missen
- Mist!
vervoeging van |
---|
misten |
mist
- onpersoonlijke tegenwoordige tijd van misten
vervoeging van |
---|
misten |
mist
Noors
Woordafbreking
- mist
Naar frequentie | 4497 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- mist
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.