merendeel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·ren·deel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merendeel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

merendeel o

  1. het grootste deel
    • Het merendeel van de analfabeten is vrouw. 
    • De aangeklaagde is voor het merendeel vrijgepleit. 
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord merendeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.