merendeel
Nederlands
Woordafbreking
- me·ren·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van meer en deel met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | merendeel | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
merendeel o
- het grootste deel
- Het merendeel van de analfabeten is vrouw.
- De aangeklaagde is voor het merendeel vrijgepleit.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord merendeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'merendeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.