last
Nederlands
Woordafbreking
- last
Zelfstandig naamwoord
last m
- iets wat een mens hindert
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand heeft last van iets
- op last van
op order van
- Het eind zal de last dragen
moeilijkheden en problemen komen vooral als het werk bijna af is
- Holland is in last
- Leiden in last zijn
een echt probleem zijn
Vertalingen
1. iets wat een mens hindert
iemand heeft last van iets
|
op last van
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lassen |
last
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
- Jij last.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
- Hij last.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van lassen
- Last!
vervoeging van |
---|
lasten |
last
Gangbaarheid
- Het woord last staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'last' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Engels
Afgeleide begrippen
- [2]: last night
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to last |
he/she/it | lasts |
verleden tijd | lasted |
voltooid deelwoord |
lasted |
onvoltooid deelwoord |
lasting |
gebiedende wijs | last |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.