duren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  duren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'dyːrə(n)/
Woordafbreking
  • du·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijd in beslag nemen, voortduren’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
  • afgeleid van het Franse durer [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
duren
/'dyːrə(n)/
duurde
/'dyːrdə/
geduurd
/ɣə'dyːrt/
zwak -d volledig

Werkwoord

duren

  1. absoluut een bepaalde tijd in beslag nemen
    • De kerkdienst duurde vrij lang deze zondag. 
    • De film duurde anderhalf uur. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord duren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Werkwoord

duren

  1. duren; een bepaalde tijd in beslag nemen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
durar

duren

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van durar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van durar


Veluws

Werkwoord

duren

  1. duren; een bepaalde tijd in beslag nemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.