werklast
Nederlands
Woordafbreking
- werk·last
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werk en last
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werklast | werklasten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
werklast m
- het werk dat gedaan moet worden en de belasting die dat oplevert
- PvdA-leider Lodewijk Asscher wil dat werknemers na werktijd onbereikbaar moeten kunnen zijn voor hun baas. „Mailtjes, sms’jes of appen met collega’s tot laat in de avond of in het weekend leiden tot een steeds vagere grens tussen werk en privésfeer”, stelt de PvdA. „Dit kan uiteindelijk resulteren in een te grote werklast, burn-out en verstoorde relaties in het gezin.” [1]
- maximale gewicht dat bij recht hijswerk gehesen mag worden
- De werklast is veel lager dan wat nodig is om een kabel te laten breken.
Gangbaarheid
- Het woord werklast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werklast' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC 2 februari 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.