pril

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pril
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jong’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen prilprillerprilst
verbogen prilleprillereprilste
partitief prilsprillers-

Bijvoeglijk naamwoord

pril

  1. gloednieuw, zijn debuut makend, kwetsbaar, onschuldig
    • Dit was het prilste begin van de lente, aangekondigd door de eerste sneeuwklokjes die hun kopjes boven de sneeuw uitstaken. 

Gangbaarheid

  • Het woord pril staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.