huren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhyrə(n)/; /ɦyrə(n)/
Woordafbreking
  • hu·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘pachten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
huren
huurde
gehuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

huren

  1. tegen betaling lenen
    • Als je dat behang van de muur wil halen, kan je daar een machine voor huren. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

huren mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord huur

Gangbaarheid

  • Het woord huren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.