lenen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lenen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlenə(n)/
Woordafbreking
  • le·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘te leen geven of krijgen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lenen
/ˈlenə(n)/
leende
/ˈlendə/
geleend
/ɣəˈlent/
zwak -d volledig

Werkwoord

lenen

  1. iets tijdelijk gebruiken wat niet van jou is, dikwijls in ruil voor een kleine vergoeding [3]
    • Het boek dat jullie lenen van Jan, wil hij over een week weer terughebben. 
  1. zich ~ tot/voor; mogelijk maken
    • Het weer leent zich vandaag voor een wandeling. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

lenen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leen

Gangbaarheid

  • Het woord lenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.