hoek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoek    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɦuk/
Woordafbreking
  • hoek
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ruimte tussen twee lijnen of vlakken’ voor het eerst aangetroffen in 1177 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hoek hoeken
verkleinwoord hoekje hoekjes

Zelfstandig naamwoord

hoek m

  1. een punt waar twee benen of halve rechten samenkomen
  2. een plaats waar twee muren samenkomen in bijvoorbeeld een kamer of op straat
  3. (sport) (boksen:) stoot die van opzij wordt toegediend, hoekstoot
  4. plek (bijv. koffiehoek)
Afgeleide begrippen
  • [1] rechte hoek, scherpe hoek, gestrekte hoek, stompe hoek
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • om de hoek
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord hoek hoeke

Zelfstandig naamwoord

hoek

  1. hoek
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.