hoek
Nederlands
Woordafbreking
- hoek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ruimte tussen twee lijnen of vlakken’ voor het eerst aangetroffen in 1177 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoek | hoeken |
verkleinwoord | hoekje | hoekjes |
Zelfstandig naamwoord
hoek m
- een punt waar twee benen of halve rechten samenkomen
- een plaats waar twee muren samenkomen in bijvoorbeeld een kamer of op straat
- (sport) (boksen:) stoot die van opzij wordt toegediend, hoekstoot
- plek (bijv. koffiehoek)
Afgeleide begrippen
- [1] rechte hoek, scherpe hoek, gestrekte hoek, stompe hoek
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- om de hoek
Gangbaarheid
- Het woord hoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hoek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.