coin

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
coin coins

Zelfstandig naamwoord

coin

  1. munt
vervoeging
onbepaalde wijs to coin
he/she/it coins
verleden tijd coined
voltooid
deelwoord
coined
onvoltooid
deelwoord
coining
gebiedende wijs coin

Werkwoord

coin

  1. munten, het slaan van geldstukken
  2. munten, het introduceren van een woord, een nieuwtje etc.


Frans

[1]
[3]
[4]
Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  coin     le coin     coins     les coins  

Zelfstandig naamwoord

coin m

  1. hoek, uithoek: bijv. van kamer, huizenblok, voetbalveld, wereld etc.
  2. richting, streek: bijv. waaruit de wind waait
  3. (wiskunde): hoek, tussen lijnen en vlakken
  4. (techniek): wig, gereedschap om te kloven
  5. (numismatiek): stempel, om munten/penningen te slaan
  6. (handel): ijkmerk, waarmerk, op gewichten, goud, zilver etc.
Verwante begrippen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.