hangen
Nederlands
Woordafbreking
- han·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aan bovenkant bevestigd door eigen zwaarte neerwaarts gehouden worden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hangen 'ɦɑŋ.ə(n) |
hing ɦɪŋ |
gehangen ɣə'ɦɑŋ.ə(n) |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
hangen
- inergatief zich in een positie los van de bodem bevinden en door een bevestiging aan een ander voorwerp voor vallen behoed worden
- De appels hangen nog aan de boom.
- inergatief door ophanging -meest aan de nek- ter dood gebracht worden
- Barbertje moest hangen.
- overgankelijk door ophanging -meest aan de nek- ter dood brengen
- De misdadiger werd vroeg in de morgen gehangen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord hangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hangen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.