afhangen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·han·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afhangen
hing af
afgehangen
klasse 7 volledig

Werkwoord

afhangen

  1. onpersoonlijk ~ van: naargelang iets verandert mee veranderen
  2. bepaald worden door
    • Het hangt van het weer af of deze wedstrijd doorgang kan vinden. 
  1. overgankelijk deur of raam aan scharnieren ophangen
    • De timmerman hangt het raam af aan de kozijnstijl. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afhangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.