hanger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hanĀ·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van hangen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hanger hangers
verkleinwoord hangertje hangertjes

Zelfstandig naamwoord

hanger m [2]

  1. voorwerp waaraan men iets kan hangen
  2. hangend sieraad
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hanger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.