hang
Nederlands
Woordafbreking
- hang
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van hangen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hang | hangen |
verkleinwoord | hangetje | hangetjes |
Zelfstandig naamwoord
hang m
- de neiging tot iets
- De hang naar een sterke leider is groot in dat vertwijfelde land.
Vertalingen
1. de neiging tot iets
Gangbaarheid
- Het woord hang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hang' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
Engels
Uitspraak
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to hang |
he/she/it | hangs |
verleden tijd | hung, hanged |
voltooid deelwoord |
hung, hanged |
onvoltooid deelwoord |
hanging |
gebiedende wijs | hang |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.