gay
Nederlands
Woordafbreking
- gay
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘homoseksueel’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gay | gays |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
gay m
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gay | gayer | gayst |
verbogen | gaye | (gayere) | gayste |
partitief | gays | gayers | - |
Gangbaarheid
- Het woord gay staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gay' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Middelnederlands
Bijvoeglijk naamwoord
gay
- «Menich rudder van herten gay.»
- Menig ridder, vrolijk van hart.
- «Menich rudder van herten gay.»
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /gɛj/, /gaj/
Woordafbreking
- gay
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels
Zelfstandig naamwoord
gay m bezield
- (seksualiteit) (spreektaal) homoseksueel; in de nauwe betekenis tot alleen mannen, die aangetrokken zijn tot mannen
- (seksualiteit) homoseksueel; in de brede betekenis tot zowel mannen als vrouwen, die aangetrokken zijn tot hun eigen geslacht
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
nominatief | gay | gayové | |
genitief | gaye | gayů | |
datief | korte vorm | gayi | gayům |
lange vorm | gayovi | ||
accusatief | gaye | gaye | |
vocatief | gayi | gayové | |
locatief | korte vorm | gayi | gayích |
lange vorm | gayovi | ||
instrumentalis | gayem | gayi |
Verbuiging
- Onverbogen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.