fonetiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fonetiek    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˌfoneˈtik/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌfoneˈtik/
Woordafbreking
  • fo·ne·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tak van taalwetenschap betreffende spraakklanken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van foon met het achtervoegsel -iek [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fonetiek -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fonetiek v

  1. (taalkunde) de wetenschap die zich bezig houdt met de bestudering van de fysiologische, fysische en perceptieve aspecten van spraak
    • Binnen de fonetiek is het van groot belang een duidelijke schriftelijke weergave voor spraakklanken te hebben. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fonetiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.