nasaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nasaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /naˈsal/
Woordafbreking
  • na·saal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘neus-’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • Afgeleid van het Latijnse 'nasus' (neus) met het achtervoegsel -aal [2].
enkelvoud meervoud
naamwoord nasaal nasalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nasaal v/m [3]

  1. (taalkunde) een neusklank
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen nasaalnasalernasaalst
verbogen nasalenasalerenasaalste
partitief nasaalsnasalers-

Bijvoeglijk naamwoord

nasaal

  1. (medisch) met betrekking tot de neus
  2. (taalkunde) door de neus komend
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nasaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.