labiaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bi·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lip-’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • van het Latijnse 'labium' (lip) met het achtervoegsel -aal [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord labiaal labialen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

labiaal m / v / o [3]

  1. (taalkunde) met de lippen gevormde medeklinker, lipklank
  2. (muziek) deel van orgelpijp
Verwante begrippen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen labiaallabialerlabiaalst
verbogen labialelabialerelabiaalste
partitief labiaalslabialers-

Bijvoeglijk naamwoord

labiaal

  1. (taalkunde) met de lippen gearticuleerd/gevormd
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord labiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.