fluiter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flui·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van fluiten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord fluiter fluiters
verkleinwoord fluitertje fluitertjes

Zelfstandig naamwoord

fluiter m [1]

  1. iemand die fluit of op een fluit blaast
  2. (vogels) Phylloscopus sibilatrix groenige zangvogel met gele keel, wiens karakteristieke zang uit een triller van tonen bestaat
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord fluiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.