erven

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
ervenervend
erfgeërfd
erfeniserfelijk
Uitspraak
  • Geluid:  erven    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ʔɛr.və(n)/
Woordafbreking
  • er·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘door erfenis verkrijgen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1263 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
erven
/'ʔɛr.və(n)/
erfde*
/'ʔɛrv.də/
geërfd*
/ɣə'ʔɛrft/
zwak -d volledig

Werkwoord

erven

  1. overgankelijk de eigendommen van een overledene, meestal een familielid, rechtens verkrijgen
    • Zij erfde een prachtig schilderij van haar oma. 
Opmerkingen
  • In informeel taalgebruik wordt 'erven' voor een komisch effect soms verbogen als werven: orf, georven.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

erven mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord erf
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord erve

Zelfstandig naamwoord

erven mv

  1. erfgenamen

Gangbaarheid

  • Het woord erven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.