erven
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
erven | ervend |
erf | geërfd |
erfenis | erfelijk |
Woordafbreking
- er·ven
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘door erfenis verkrijgen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1263 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
erven /'ʔɛr.və(n)/ |
erfde* /'ʔɛrv.də/ |
geërfd* /ɣə'ʔɛrft/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
erven
- overgankelijk de eigendommen van een overledene, meestal een familielid, rechtens verkrijgen
- Zij erfde een prachtig schilderij van haar oma.
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
erven mv
Gangbaarheid
- Het woord erven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erven' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "erven" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen) op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; "1.2 Gebruiks- / registerverschil" onder a.; geraadpleegd 2018-01-23
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.