erfrente
Nederlands
Woordafbreking
- erf·ren·te
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van erven ww en rente zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfrente | erfrenten erfrentes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
erfrente v/m [1]
- een vaste rente die men moet blijven betalen ook als de oorspronkelijke ontvanger is overleden
- Omstreeks 1350 bestond te Kortrijk een ‘Onse Vrauwe gulde vanden clerken’. Een schepenakte van 4 februari 1354 betreft de aankoop door Willem van den Leene, Daniëls zone, van een erfrente van 1 scel, parisis 's jaars van ‘Jhan Bostrout de vleeschauwer’. De rente is bezet op een huis gelegen in de Potterstrate. Willem van den Leene treedt in die akte op als ‘berecker van onser vrauwen gulde vanden clerken in de stede van Curtrike’. (Stadsarchief Kortrijk). [2]
Gangbaarheid
- Het woord erfrente staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erfrente' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Antoon Viaene (1971)– [tijdschrift] Biekorf Gilde van de klerken te Kortrijk 1354
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.