erfdeel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • erf·deel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erfdeel erfdelen
verkleinwoord erfdeeltje erfdeeltjes

Zelfstandig naamwoord

erfdeel o

  1. dat deel van de erfenis dat aan één van de erfgenamen toekomt
    • Zijn erfdeel bestond uit twee landgoederen en hun toebehoor. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord erfdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord erfdeel erfdele

Zelfstandig naamwoord

erfdeel

  1. erfdeel
  1. «Alhoewel Ruben as eersgeborene twee en volgens sommige ontleders selfs drie erfdele moes ontvang, word dit hom ontneem.»
    Hoewel Ruben als eerstgeborene twee en volgens sommige deskundigen zelfs drie erfdelen had moeten ontvangen, werd hem dit ontnomen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.