erfdeel
Nederlands
Woordafbreking
- erf·deel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van erf ww en deel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfdeel | erfdelen |
verkleinwoord | erfdeeltje | erfdeeltjes |
Zelfstandig naamwoord
erfdeel o
- dat deel van de erfenis dat aan één van de erfgenamen toekomt
- Zijn erfdeel bestond uit twee landgoederen en hun toebehoor.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord erfdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'erfdeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfdeel | erfdele |
Zelfstandig naamwoord
erfdeel
- «Alhoewel Ruben as eersgeborene twee en volgens sommige ontleders selfs drie erfdele moes ontvang, word dit hom ontneem.»
- Hoewel Ruben als eerstgeborene twee en volgens sommige deskundigen zelfs drie erfdelen had moeten ontvangen, werd hem dit ontnomen.
- «Alhoewel Ruben as eersgeborene twee en volgens sommige ontleders selfs drie erfdele moes ontvang, word dit hom ontneem.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.