dank

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dank    (hulp, bestand)
  • IPA: /dɑŋk/
Woordafbreking
  • dank
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘erkentelijkheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord dank -
verkleinwoord dankje dankjes

Zelfstandig naamwoord

dank m

  1. een goede gezindheid jegens iemand voor bewezen diensten
    • Hij bewees zijn dank met een bos bloemen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand iets niet in dank afnemen
boos zijn over iets dat iemand heeft gedaan
  Het bezoek van Kanye West, ook wel bekend als Ye, aan het Witte Huis wordt hem in Hollywoodkringen niet in dank afgenomen. Verschillende sterren hebben honend gereageerd op de actie van de rapper, die een tien minuten durende speech hield in de Oval Office. [2] 
  • geen dank
als antwoord als iemand je bedankt, je zegt dan eigenlijk dat het normaal is wat je gedaan hebt en dat een ander daar niet dankbaar voor hoeft te zijn. In een beleefde omgang met elkaar zegt de geholpene altijd Dank je wel en zegt de helper daarna altijd Geen dank.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
danken

dank

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van danken
    • Ik dank. 
  2. gebiedende wijs van danken
    • Dank! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van danken
    • Dank je? 

Gangbaarheid

  • Het woord dank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Duits

Voorzetsel

dank + 2e of 3e naamval

  1. dankzij

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ðaŋk/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

dank m

  1. dank
  2. bedankje
Verbuiging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.