bedankje

Nederlands

[1] dankzegging
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dank·je
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dankbetuiging’ voor het eerst aangetroffen in 1839 [1]
  • samenstelling van bedank en je het is dus GEEN verkleinwoord [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bedankje bedankjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bedankje o [3]

  1. dankzegging
    • Op secretaressedag kregen de secretaresses van de Minister-President bloemen als bedankje voor hun goede zorgen. 
  1. afzegging
    • Ik ontving een bedankje van Piet, hij kon vanavond niet op het feest komen.  

Gangbaarheid

  • Het woord bedankje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.