bedankje
Nederlands
![](../I/m/Secretaressedag_(8660582216).jpg)
[1] dankzegging
Woordafbreking
- be·dank·je
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dankbetuiging’ voor het eerst aangetroffen in 1839 [1]
- samenstelling van bedank en je het is dus GEEN verkleinwoord [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedankje | bedankjes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bedankje o [3]
- Op secretaressedag kregen de secretaresses van de Minister-President bloemen als bedankje voor hun goede zorgen.
- afzegging
- Ik ontving een bedankje van Piet, hij kon vanavond niet op het feest komen.
Gangbaarheid
- Het woord bedankje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bedankje' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.