danken
Nederlands
Woordafbreking
- dan·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dank betuigen’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
- afgeleid van dank met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
danken |
dankte |
gedankt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
danken
- overgankelijk erkentelijkheid aan iemand betonen, laten merken dat je blij bent met de aangeboden hulp
- Wij danken u voor uw aandacht.
Afgeleide begrippen
- dank u, dankbaar, dankbaarheid, dankbetuiging, dankdag, dankgebed, danklied, dankwoord, dankzeggen, dankzij
Uitdrukkingen en gezegden
- iets aan iemand of iets te danken hebben
iets hebben door de hulp van een ander
- Ik heb alles te danken aan mijn vrouw.
Gangbaarheid
- Het woord danken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'danken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.