goddank
Nederlands
Woordafbreking
- god·dank
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van blijdschap’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- samenstelling van god en dank
Tussenwerpsel
goddank
- uitroep van geluk
- ‘Het is vervelend, maar ik ben goddank helemaal niet bang voor de tandarts. Ik ben dolgelukkig met die lui. Man! Die pijn wíl ik verdragen. Stel dat er géén tandartsen zouden zijn, dát zou pas erg zijn.’ [2]
Gangbaarheid
- Het woord goddank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'goddank' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.