trans
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
trans m
- een omgang op de top van een toren
- De boogschutters stonden gereed op de trans.
stellend | |
---|---|
onverbogen | trans |
verbogen | (alleen predicaat) |
Bijvoeglijk naamwoord
trans
- (scheikunde) aan gene zijde van het cetrale atoom of de dubbele binding
- Deze dubbele binding is niet cis maar trans.
Gangbaarheid
- Het woord trans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trans' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van transsexuel
Bijvoeglijk naamwoord
trans
- «Cet artiste trans a raconté son parcours sur France 2.»
- Die transsexuele artiest heeft op France 2 over zijn carrière verteld. [1]
- «Cet artiste trans a raconté son parcours sur France 2.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.