verband
Nederlands
Woordafbreking
- verĀ·band
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verband | verbanden |
verkleinwoord | verbandje | verbandjes |
Zelfstandig naamwoord
verband o
- een strook stof om een wond e.d. mee af te dekken
- De verpleegster legde een nieuw verband aan omdat het oude helemaal vies was geworden.
- gezamelijke verandering
- Zou er een verband zijn tussen sporten en roken?
- (bouwkunde) het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
2. gezamelijke verandering
Gangbaarheid
- Het woord verband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verband' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.