office

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  office    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔˈfis/
Woordafbreking
  • of·fice
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord office offices
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

office o

  1. (horeca) werkruimte met een voorraad schoon servies, glazen en bestek waar ook de gerechten klaar worden gezet zodat het bedienend personeel kan zorgen voor het opdienen aan de gasten
    • Als je in het office werkt, moet je vaak bestek en serviesgoed schoonmaken en sorteren. [1]
  1. (verouderd) onderdeel van een suikerwerkfabriek waar bestanddelen worden gemengd en in vormen gegoten
    • In hoofdzaak dienen de amandelen voor de bakkerij, een klein gedeelte voor dragée-afdeeling en office. [2]
Synoniemen
  • [1] aanrechtkamer
  • [2] suikerwerkerij
Verwante begrippen

ook ontleend aan het Frans

Opmerkingen
  • Samenstellingen met "office" in het Nederlands zijn in de regel afgeleid van het Engelse office.

Gangbaarheid

  • Het woord office staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
office offices

Zelfstandig naamwoord

office

  1. bureau
  2. kantoor
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.