Holocaust in Nederland

De Holocaust (ook wel Shoah, Shoa of Sjoa genoemd) in Nederland (Hebreeuws: השואה Ha-Shoah) was de uitvoering in Nederland van de doelstelling van nazi-Duitsland om de Joden te deporteren en vervolgens systematisch te vermoorden. De meeste Joden in Nederland werden gedeporteerd naar vernietigingskampen in Polen om daar vergast te worden. Van de naar schatting 140.000 Joden die Nederland in mei 1940 telde, zijn er ongeveer 101.800 vermoord of door ziekte en uitputting om het leven gekomen.

Geëmigreerde Duitse Joden worden in Amsterdam opgepakt (juni 1940)
Deportatie uit Kamp Westerbork
Nederlandse Joden in Buchenwald (1941)

De massale deportaties begonnen in de zomer van 1942. Vanaf 14 juli 1942 werden Joden systematisch afgevoerd via Kamp Westerbork, zogenaamd om te gaan werken in een werkkamp in Duitsland als Arbeitseinsatz of werkverruiming. In het begin werden mensen aangeschreven met het bevel zich te melden. Er werd gedreigd dat wie niet kwam opdagen naar een concentratiekamp zou worden gestuurd (dit werd als nog veel erger beschouwd dan te moeten werken in een werkkamp; concentratiekamp Mauthausen was toen al berucht). Later werden mensen niet meer opgeroepen, maar gelijk gearresteerd. Ook waren er massale nachtelijke razzia's in Amsterdam-Zuid en Amsterdam-Centrum.

Achtergrond

De nazi's streefden naar heerschappij over het Europese continent en de nazificatie ervan. Onderdeel hiervan was om voor hen minderwaardige en staatsvijandige personen zoals Joden, zigeuners, homoseksuelen, Polen en Slaven uit het leefgebied van het zogenaamde Arische of Germaanse ras te verwijderen. Dat was nodig om Lebensraum (levensruimte) te scheppen voor dat ras en om het bloedzuiver te houden. Reeds in zijn boek Mein Kampf had Adolf Hitler deze doelstellingen genoemd en vanuit de rassentheorie onderbouwd. De verwijdering van inferieur geachte groeperingen werd de voedingsbodem voor de uiteindelijke poging tot daadwerkelijke vernietiging van alle Europese Joden. Hun uitroeiing werd door de nazi's de Endlösung der Judenfrage genoemd.

Aanloop tot de Tweede Wereldoorlog

Er kwam al vóór de Tweede Wereldoorlog een vluchtelingenstroom op gang van Joden uit Duitsland die onder andere naar Nederland vluchtten. Schattingen lopen van 35.000 tot 50.000, het merendeel uit Duitsland.[1][2] Deze waren niet altijd welkom. Bekend is dat de regering na de Kristallnacht op 15 december 1938 de grens voor Joodse vluchtelingen sloot en hen bestempelde tot ongewenste vreemdelingen. Toenmalig minister-president van Nederland Hendrikus Colijn voelde niets voor het toelaten van meer vluchtelingen vanwege de economische druk die dat kon veroorzaken en het volgens hem bestaande antisemitisme in Nederland dat door de toelating van Joodse vluchtelingen alleen maar aangewakkerd zou worden. Colijn zei: "Dat zeg ik in het belang van onze Nederlandsche Joden zelf. In dezen tijd is geen enkel volk volkomen vrij van antisemitisme, de sporen ervan worden ook in ons land gevonden en wanneer men nu ongelimiteerd een stroom vluchtelingen uit het buitenland hier zou binnen laten, zou het noodzakelijk gevolg ervan zijn dat de stemming in ons eigen volk ten opzichte van de Joden een ongunstige kentering zou kunnen ondergaan." Uiteindelijk werd de Nederlandse regering door het parlement gedwongen de toelatingsquota te versoepelen.[3][4]

Maatregelen tijdens Duitse bezetting

De Duitse bezetters begonnen vrijwel direct met het nemen van maatregelen tegen Joden. Zo werden in november 1940 de joodse ambtenaren ontslagen.[5] In 1941 kreeg iedereen een identificatieplicht met een persoonsbewijs, voor de Joden was op het persoonsbewijs een grote J gestempeld. Daarnaast kregen Joden zogenaamde "rechten", er kwam een Joodse Raad en een Joodse Schouwburg. Hiermee kregen Joden de illusie dat ze nog rechten hadden.[5]

Op 19 mei 1941 nam de top van het Duitse Reichskommissariat Niederlande (Arthur Seyss-Inquart en zijn vier Generalkommissare) het besluit dat alle Joden uit Nederland zouden moeten verdwijnen. Hun totale vermogen zou onder leiding van de Generalkommissar für Finanz und Wirtschaft als sluitstuk van de uitplundering van de Joden worden gevorderd om de operatie te betalen. De Joden zouden dus hun eigen deportatie moeten betalen.

Er kwamen steeds meer discriminerende maatregelen tegen Joden. Zo werd in 1941 de Nederlandsche Kultuurkamer opgericht voor kunstenaars, waarvan Joden geen lid mochten worden, zodat ze hun beroep ook niet meer mochten uitvoeren. Vanaf zondag 3 mei 1942 moesten alle Joden in Nederland een Jodenster gaan dragen.[6]

Deportaties

Vanaf 1942 kwamen de razzia's op gang. Sommige Nederlanders namen Joodse onderduikers in huis op, maar anderen, onder wie veel leden van de Duitsgezinde Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), hielpen de Duitsers juist bij de opsporing en arrestatie van Joden. Sommigen deden dit in het kader van hun werk bijvoorbeeld binnen de politie, anderen uit angst of onverschilligheid, weer anderen in ruil voor geld.

Sommigen, zoals Anne Frank en Etty Hillesum, zijn door hun dagboeken beroemd geworden. De meeste anderen waren minder bekend, buiten hun werk, gemeenschap en families om. De nazi's hebben echter de gegevens van alle vermoorde personen nauwkeurig bijgehouden, daarom zijn vrijwel alle namen, geboortedata en sterfdata bekend.

De meesten van de Joden werden vermoord, in vernietigingskampen vergast, doodgemarteld, verhongerd of op andere wijze om het leven gebracht. Andere verwaarloosde en uitgeputte gevangenen werden het slachtoffer van besmettelijke ziektes zoals tyfus. In totaal zijn in Europa door de nazi naar schatting zes miljoen Joden omgebracht, een genocide die in deze regio haar weerga niet kent. Nederland kende de grootste Jodenvernietiging van West-Europa: 73 procent van de Joodse bevolking overleefde de Duitse bezetting niet.

Niet alle Joodse en niet-Joodse Nederlanders hebben de Holocaust zonder verzet laten gebeuren. Het verzet kwam wel neer op individuen, omdat - anders dan bijvoorbeeld in Denemarken - de Joden en hun helpers niet konden rekenen op steun van de staat. Zij die Joden bij zich thuis lieten onderduiken, liepen daarbij grote risico's voor hun eigen bestaan. Ook onder hen zijn slachtoffers gevallen. 4513 niet-Joodse personen of hun nabestaanden hebben voor hun dappere daad inmiddels een onderscheiding gekregen van de Israëlische staatsinstelling Yad Vashem. De namen van Nederlanders die Joden geholpen hebben, zijn te vinden aan het 'Pad der Rechtvaardigen' in Yad Vashem, opvallend is het grote aantal Nederlanders in vergelijking met andere nationaliteiten. Dit heeft te maken met het feit dat het verzet, zoals gezegd, neerkwam op individuele acties. Bedacht moet echter worden dat het percentage vermoorde Joden uit Nederland ook zeer hoog is.

Er waren in Nederland ook gezagsdragers die meewerkten met de bezetters.

Aantal en percentage slachtoffers

Monument voor Anne Frank op de Westermarkt in Amsterdam

Van de circa 140.000 Joden in Nederland werden er 107.000 gedeporteerd en daarvan keerden er slechts 5.200 levend terug:[7] ongeveer 73 procent van hen heeft de Holocaust niet overleefd.[8] Onder de Joden woonachtig in Amsterdam overleefde ongeveer 75% de Holocaust niet.[9] Er bestaan echter grote verschillen in lokale slachtofferpercentages. In gemeenten met meer dan 100 Joodse inwoners varieerde dit van 33% (Zeist) tot 88% (Winschoten).[10]

Slachtofferpercentage in vergelijking met andere landen

Het Joodse slachtofferpercentage in Nederland is hoog in vergelijking met andere landen waar de Joden werden vervolgd. In België werden circa 40% van de geregistreerde Joden het slachtoffer, terwijl dit percentage in Frankrijk om en nabij de 25% lag.[11] In Luxemburg lag het percentage nog lager, namelijk op ongeveer 20%. Anderzijds lag het in Duitsland en Oostenrijk hoger, namelijk 84%, en in Tsjechië zelfs 90%.[12]

De geschiedschrijving van de Holocaust tracht onder meer te verklaren waarom in Nederland verhoudingsgewijs veel Joden zijn omgekomen. Volgens sommige historici stuitte de vervolging van Joden in Nederland op minder maatschappelijke weerstand dan in andere landen. De Britse onderzoeker Bob Moore wijst er op dat in Frankrijk en België de maatregelen tegen de Joden met tamelijk veel weerstand en maatschappelijke onrust gepaard gingen. Daardoor heeft de bezetter de te deporteren aantallen Joden voor die landen naar beneden bijgesteld. Daar stond tegenover dat het identificeren en isoleren van Joden in Nederland weinig of geen problemen gaf, zodat het waarschijnlijk in staat werd geacht een groter aantal Joden te leveren dan oorspronkelijk was begroot.[13]

Verklaringen waarom zich dit enorme aantal heeft kunnen voordoen zijn onder meer:

  • Er was onder de bevolking geen besef van wat er met de Joden ging gebeuren. Men verwachtte dat wat de Joden overkwam op den duur ook de rest van de bevolking zou treffen.[14]
  • Er is geen enkele aanslag of overval gepleegd op transporttreinen voor Joden om hen te bevrijden;
  • Pas na de april-meistaking in 1943 kwam het verzet echt op gang, maar toen was het voor de meeste Joden al te laat;
  • Het Duitse bezettingsregime bestond in tegenstelling tot in Frankrijk en België uit een burgerlijk regime, waar de nazi-uitgangspunten zoals Jodenvervolging hoog in aanzien stonden;[11] dit werd uitgevoerd door Oostenrijkse nazi’s zoals Reichskommissar Seyss-Inquart en vooral SS-generaal Rauter;
  • De efficiëntie en de traditioneel hoge graad van organisatie en bevolkingsregistratie van de Nederlandse overheden, die bijvoorbeeld van allen die zichzelf als Jood beschouwden de religie had geregistreerd;
  • Het dichtbevolkte land en merendeels vlakke landschap, zonder gebergte en zonder uitgestrekte bossen, maakte het Joden moeilijk om zich te verbergen;
  • Het overgrote deel van de Nederlandse Joden was woonachtig in Amsterdam en een kwart in de andere grote steden, waardoor zij als gevolg van hun concentratie een gemakkelijk doelwit voor vervolging vormden;
  • De Joodse leiders voelden zich genoodzaakt tot een beleid van samenwerking met hun vervolgers;
  • Doordat de Joden door de Duitsers uit het openbare leven werden verbannen, raakten zij afgesneden van de morele en fysieke ondersteuning door de verzuilde instellingen uit het maatschappelijke middenveld;
  • Slechts 1 op de 7 Joden heeft geprobeerd om een onderduikadres te vinden;
  • De Joodsche Raad in Amsterdam werkte verzet onder de Joden zelf tegen. Andere Joodsche Raden zagen dat anders, zoals die in Enschede. Niettemin hadden Joden een groot aandeel in het gewapend verzet, onder meer vanwege het relatief groot aantal Joden dat socialist of communist was. Bekend waren onder anderen Sally Dormits en de leiding van de CPN, zoals Paul de Groot.

De Nederlandse historica Nanda van der Zee heeft in haar boek Om erger te voorkomen nog andere verklaringen gesuggereerd:

  • Het vertrek van Koningin Wilhelmina en de regering naar Londen maakte dat er plaats kwam voor een civiel Duits gezag onder de antisemiet Seyss-Inquart;
  • De symbolische en actieve rol van de vorstin in het verzet tegen Jodenvervolging, zoals de in eigen land gebleven vorsten van bijvoorbeeld Denemarken en België betrachtten, werd zodoende onmogelijk;
  • Koningin Wilhelmina heeft door de Joden in haar radiotoespraken vrijwel nooit te noemen geen gebruik gemaakt van de propagandamogelijkheden van Radio Oranje.

In tegenstelling tot de situatie in Duitsland, waarbij de helft van de 500.000 Joden die daar in 1933 woonden nog konden emigreren/vluchten, konden de meeste Joden in Nederland geen kant meer op, want emigratie werd vanuit het bezette Nederland maar zeer beperkt toegestaan. Duitse Joden die naar Nederland waren gevlucht werden tijdens de bezetting dus opnieuw of alsnog vervolgd. Een kleine duizend Joden heeft legaal uit bezet Nederland kunnen emigreren, vooral in 1940 en 1941. Dit gebeurde meestal via het neutrale Spanje en Portugal, tegen forse betaling.[15]

Tijdlijn maatregelen

Vrouw met Jodenster tijdens de Grote razzia in Amsterdam op 20 juni 1943

1940

  • 1 juli 1940: Joden mochten niet langer deelnemen aan de luchtbescherming.
  • Op 30 september 1940 krijgen de lagere overheden informatie over de vraag wie er nu precies als 'Jood' moet worden aangemerkt. Iemand met drie of vier Joodse grootouders wordt als Volljude (=voljood) aangemerkt.
  • In september 1940 werd het aanstellen en bevorderen van Joodse ambtenaren verboden.
  • In november 1940 werden alle Joodse ambtenaren ontslagen. Aan de Universiteit Leiden protesteerde Rudolph Cleveringa hiertegen in een toespraak, en studenten door middel van een staking. Daarop sloten de Duitsers de universiteit.

1941

  • 10 januari 1941: De Nederlandse Bioscoopbond ontzegt Joden de toegang tot bioscopen.
  • Op 10 januari 1941 krijgen de Joden de plicht om zich te laten registreren (Verordening 6/41). In navolging van de praktijk in Duitsland wil de bezetter ook in Nederland een zogenoemde Judenkartei, een centraal register met alle Joodse Nederlanders daarin opgenomen. Ook wie slechts één Joodse voorouder heeft gehad, dient zich te melden. Zij moeten daartoe zelf één gulden te betalen. Er werden uiteindelijk 157.000 formulieren in Den Haag ontvangen. Geen enkel plaatselijk bureau heeft de oproep gesaboteerd of vertraagd.
  • 9 februari 1941: De Weerbaarheidsafdeling veroorzaakt rellen in de Jodenbuurt te Amsterdam.
  • Op 13 februari 1941 werd op bevel van de bezetter de Joodse Raad opgericht. Als enig toegestane Joodse blad werd door de Raad Het Joodsche Weekblad uitgegeven, wekelijks van 11 april 1941 tot en met 28 september 1943. Het blad bevatte onder meer de Duitse geboden en verboden gericht op de Joden. De Raad werd ervoor verantwoordelijk gesteld dat de Joden zich hieraan hielden.
  • 15 februari 1941: De besturen van acht Groningse studentenverenigingen richten een brief tot de Duitse gevolmachtigde voor de provincie Groningen naar aanleiding van de invoering van een 'numerus clausus' (beperking van het aantal) voor Joodse studenten. Deze brief - aan de gemachtigde persoonlijk afgegeven - houdt onder meer in, dat de verenigingen hierin een directe aantasting van de Nederlandse traditie (van) vrijheid van studie zonder onderscheid van ras of geloof (zien). Daarenboven menen wij, dat deze maatregelen in strijd zijn met het Volkenrecht. ...Daarom komen wij met kracht op tegen deze bovengenoemde onrechtmatigheid. De besturen verzoeken hun leden dringend na dit duidelijke protest verdere demonstraties achterwege te laten.
  • 22 februari 1941: Eerste razzia op Joden in Amsterdam. Deze duurt twee dagen.
  • 25 februari 1941: Uit protest tegen de razzia wordt in Amsterdam de Februaristaking georganiseerd. De staking wordt hard neergeslagen: er vallen hierbij negen doden en vierentwintig zwaargewonden.
  • 12 maart 1941: Verordening tot verwijdering van Joden uit het Nederlandse bedrijfsleven.
  • 1 april 1941: Bordjes met de tekst "Voor Joden verboden" in Nederlandse cafés worden verplicht.
  • sinds mei 1941: Joden van sommige beroepsgroepen, waaronder artsen en advocaten, mogen alleen nog diensten verlenen aan Joodse klanten.
  • 1 mei 1941: In Nederland mogen Joden niet meer in schouwburgen en bioscopen komen, uitgezonderd de zogenaamde joodse theaters: daar mogen juist geen ariërs komen.
  • 26 mei 1941: Alle Nederlandse orkesten worden gecontroleerd en Joodse musici van deelname eraan uitgesloten.
  • 31 mei 1941: Joden mogen niet meer naar zwembaden noch parken.
  • 4 juni 1941: In Nederland worden badplaatsen, plantsoenen, enzovoorts verboden voor Joden.
  • 11 juni 1941: In Den Haag en Amsterdam vinden razzia's op Joden plaats.
  • 8 augustus 1941: Joods geld moet worden gestort bij de Lippmann, Rosenthal & Co. in Amsterdam.
  • 1 september 1941: Joodse leerlingen worden van niet-Joodse scholen verwijderd.
  • 5 september 1941: Jacobus Lambertus Lentz van de Rijksinspectie van het Bevolkingsregister meldt aan de bezetters dat er in Nederland circa 140.000 'voljoden' zijn. Daarnaast zijn er nog halfjoden en kwartjoden. De centrale registratie is een feit.
  • sinds december 1941: Niet-Nederlandse Joden zijn verplicht een "verzoek om emigratie" in te dienen, met verstrekking van veel gegevens, los van daadwerkelijke mogelijkheden tot emigratie.

1942

  • Op 23 januari 1942 geeft de bezetter de opdracht dat Joden een J in hun persoonsbewijs moeten ontvangen.
  • 1 februari 1942: De eerste groep Nederlandse Joden gaan naar de Joodse werkkampen van de werverruiming.
  • 1 april 1942: Begin van de wegvoering van Joodse patiënten uit Nederlandse ziekenhuizen.
  • 16 april 1942: Handelaren in de Amsterdamse Diamantbeurs worden gedwongen hun diamantvoorraad bij de Duitsers in te leveren.
  • 17 april 1942: Bij een controle in de Amsterdamse Diamantbeurs worden de handelaren gecontroleerd en achtergebleven diamanten ingenomen door de Crisis Controledienst. Deze gebeurtenis werd vastgelegd door de fotograaf Bart de Kok.
  • mei 1942: Veel Joden van buiten Amsterdam moeten naar Amsterdam verhuizen en worden ingekwartierd bij andere Joden (deze moeten dat dulden).
  • 3 mei 1942: Alle Nederlandse Joden moeten een Jodenster dragen.
  • 30 juni 1942: Joden moeten tussen 20 en 6 uur in hun woningen zijn. Zij mogen ook niet meer mee als passagier in de Amsterdamse tram.
  • 15 juli 1942: Een eerste groep Nederlandse Joden worden van Westerbork naar Auschwitz getransporteerd.
  • september 1942: Joden mogen niet meer op bankjes op straten en pleinen zitten.
  • 2 oktober 1942: Joodse werkkampen worden in Nederland leeggehaald en 14.000 personen worden gedeporteerd.

1943

  • januari 1943: Vondelingen worden aangemerkt als Jood.
  • 26 mei 1943: Razzia's in Amsterdam. Er worden circa 3000 Joden opgepakt.
  • 20 juni 1943: Grote razzia in Amsterdam. Dit keer worden er 5700 Joden opgepakt.
  • 29 september 1943: Laatste razzia in Amsterdam. 2000 Joden opgepakt en Amsterdam Judenfrei verklaard.

Na de oorlog

In Nederland zijn in het jaar 2000 excuses aangeboden voor deze kille houding door de Nederlandse overheid en werd een financiële tegemoetkoming toegezegd aan hun nabestaanden.[16]

Zestig jaar na de oorlog, op 11 april 2005 tijdens een symposium ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), stelde toenmalig premier Balkenende de collaboratie van Nederlandse ambtenaren met de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog openlijk aan de kaak.[17] De letterlijke tekst van Balkenende luidt:

Er waren Nederlandse gezagsdragers die meewerkten met de bezetters. Zij droegen bij aan een gruwelijk proces waarin joodse Nederlanders hun rechten werden ontnomen en waarin de menselijke waardigheid van joodse landgenoten werd geschonden. We weten dat er in Nederland veel mensen waren die zich met gevaar voor eigen leven – en vaak met succes – voor hun medemensen hebben ingezet. Maar er was in ons land ook veel kilte. Veel onverschilligheid. En verraad.

Balkenende was hiermee de eerste Nederlandse bewindsman die een direct verband legde tussen het falen van de Nederlandse overheid en de moord op de Joden. Kort daarna bood de huidige directie der Nederlandse Spoorwegen (NS), zonder wier actieve medewerking de deportatie van Joden niet mogelijk was geweest, ook voor het eerst officieel haar excuus aan de Joodse gemeenschap aan.

De Nederlands-Joodse slachtoffers worden allen met naam en geboortedatum genoemd in de gedenkboeken van de Oorlogsgravenstichting in Den Haag, en in het boek In Memoriam, uitgegeven door Sdu te Den Haag.

Yad Vashem

Nederlanders hebben relatief de meeste onderscheidingen van Yad Vashem ontvangen voor het redden van Joden: 1 op de 1800 Nederlanders ontving een onderscheiding.[18] In totaal kregen 5200 Nederlanders en drie Nederlandse organisaties deze onderscheiding.

Een van de onderscheiden Nederlanders, Truus Wijsmuller-Meijer, wist ongeveer 10.000 Joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk te redden en over te geven aan de organisatie van Kindertransporte. Zij was vooral actief in de periode 1938-1940.

Andere onderscheidenen zijn onder meer:

Literatuur

Voor Nederland is de vervolging en uitroeiing van de Joden vele malen beschreven. Ook zijn verscheidene detailstudies daarover verschenen:

Algemene overzichtswerken

  • 1950 - Abel J. Herzberg: Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945. (Amsterdam: Querido, 1985 (eerste druk 1950)).
  • 1965 - Jacques Presser: Ondergang: De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. (2 delen; Den Haag: Staatsuitgeverij/Martinus Nijhoff, 1985 (eerste druk 1965)).
  • 1978 - Loe de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 8: Gevangenen en Gedeporteerden. (Den Haag: Staatsuitgeverij/Martinus Nijhoff, 1978).
  • 1993 - Ds. Johan M. Snoek: De Nederlandse kerken en de Joden, 1940-1945. ISBN 9024209498 (nu ook op het Nederlandstalige gedeelte van de project Gutenberg-site te vinden onder het nr. 17139 of via de auteur/titellijsten)
  • 1998 - Bob Moore: Slachtoffers en overlevenden, De nazi-vervolging van de Joden in Nederland. (Amsterdam: Bert Bakker, 1998). Oorspronkelijke Engelse uitgave: (en) Victims and survivors. The Nazi Persecution of the Jews in the Netherlands 1940-1945 (London: Arnold, 1997).
  • 2006 - Ies Vuijsje, Tegen beter weten in: zelfbedrog en ontkenning in de Nederlandse geschiedschrijving van de Jodenvervolging. (Amsterdam: Uitgeverij Augustus, 2006).
  • 2011 - Pim Griffioen en Ron Zeller, Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België, 1940-1945: overeenkomsten, verschillen, oorzaken. (Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2011).
  • 2015 - Frits Boterman, Duitse daders. De Jodenvervolging en de nazificatie van Nederland (1940-1945). (Amsterdam-Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2015).
  • 2018 - Katja Happe, Veel valse hoop: de Jodenvervolging in Nederland 1940-1945 (Uitgeverij Atlas Contact). ISBN 9789045035888

Detailstudie

  • 1999 - Gerard Aalders: Roof, De ontvreemding van joods bezit tijdens de Tweede Wereldoorlog (Den Haag: Sdu, 1999).

Persoonlijke getuigenissen en verhalen

Canon van Amsterdam

Zie ook

Zie de categorie The Holocaust in the Netherlands van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.