Rudolph Pabus Cleveringa (1894-1980)

Rudolph Pabus Cleveringa (Appingedam, 2 april 1894Oegstgeest, 15 december 1980) was een Nederlandse hoogleraar in de rechtsgeleerdheid. Hij werd bekend door zijn rede op 26 november 1940 aan de Leidse universiteit waarin hij protesteerde tegen het ontslag van Joodse collega's door de Duitse bezetters. Vanaf 1945 was hij lid van de Raad van State, deels in combinatie met het hoogleraarschap in Leiden.

Rudolph Cleveringa
R.P. Cleveringa
Algemene informatie
Volledige naamRudolph Pabus Cleveringa
GeborenAppingedam, 2 april 1894
OverledenOegstgeest, 15 december 1980
Beroepjurist, hoogleraar, staatsraad
Bekend vanrede tegen ontslag Joodse collega's (1940)
Portaal    Onderwijs

Levensloop

Jeugd en opleiding

Cleveringa werd geboren in Appingedam. Toen hij vier was, verhuisde het gezin naar Heerenveen. Hier leerde hij de latere minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens kennen, met wie hij levenslang bevriend bleef.

Cleveringa doorliep de 3-jarige Rijks Hoogere Burgerschool in Heerenveen, waarvoor hij in 1909 slaagde,[1] en kreeg in 1911 het einddiploma van de 5-jarige opleiding van de Rijks HBS te Leeuwarden.[2] Hij deed daarna staatsexamen gymnasium, vereist voor een academische studie. Vanaf 1913 studeerde hij, tegelijkertijd met Van Kleffens, aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij deed in juni 1917 zijn doctoraalexamen en promoveerde in 1919 cum laude. Zijn proefschrift, dat een sterk rechtshistorisch karakter had, was getiteld De zakelijke werking van de ontbindende voorwaarde.

Werk en verzet

Cleveringa begon zijn arbeidzame leven bij de IJzer- en Staaldistributie, maar hij trad al na anderhalf jaar in dienst bij de Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij (KNSM), waar hij van 1919 tot 1926 werkte als bedrijfsjurist. Hij verdiepte zich daar in het bijzonder in het zeerecht en publiceerde daarover het standaardwerk Zeerecht (1927, 4e druk 1961). In 1922 trouwde hij met Hiltje Boschloo; zij kregen drie dochters. De jongste, Hiltje (1930), trouwde in 1954 met mr. Theophile Bonne ten Kate. Na een jaar als rechter te Alkmaar gewerkt te hebben werd Cleveringa in 1927 aangesteld als hoogleraar handelsrecht en burgerlijk procesrecht aan de universiteit in Leiden.

Hier hield hij op 26 november 1940 zijn beroemd geworden rede, waarin hij protesteerde tegen het door de Duitse bezettingsautoriteiten aangezegde ontslag van zijn leermeester, promotor en collega prof. Eduard Maurits Meijers en andere Joodse hoogleraren. Nog diezelfde avond werd de rede door enkele studenten onder leiding van André Koch in Den Haag gekopieerd en onmiddellijk verspreid onder de andere universiteiten. Cleveringa werd door de Sicherheitspolizei opgepakt en tot in de zomer van 1941 opgesloten in de gevangenis van Scheveningen.

De Leidse studenten besloten, mede daartoe geïnspireerd door Cleveringa's collega en medestander Ben Telders[3], tot een staking en daarop werd de universiteit gesloten. De studenten (veel geringer in aantal dan nu) meldden zich onmiddellijk aan bij de Gemeente Universiteit Amsterdam.

In 1944 werd Cleveringa als gijzelaar geïnterneerd in Kamp Vught. Na zijn vrijlating werd hij door het Londens kabinet benoemd in het College van Vertrouwensmannen dat de overgang naar een normaal bestuur na de bevrijding van de Duitse bezetting in Nederland moest coördineren.

Na de oorlog

Na de oorlog keerde Cleveringa, net als Meijers, terug als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden, die in september 1945 werd heropend. Zijn eerste promovendus was de latere Rotterdamse hoogleraar Piet Sanders, die tijdens de oorlog geweigerd had een andere promotor te zoeken. Cleveringa werd in dat jaar tevens benoemd tot lid van de Raad van State in buitengewone dienst. In 1946 trad hij op als erepromotor bij de verlening van een eredoctoraat aan Winston Churchill in de Leidse Pieterskerk.

Cleveringa ontving van de Amerikaanse regering op 8 april 1953 de Medal of Freedom voor zijn verzetswerk. Hoewel een hoogleraar toen doorgaans aanbleef tot zijn 70e, ging hij in 1958 vroegtijdig met emeritaat en werd een gewoon lid van de Raad van State. Hij bleef dit tot 1963, toen hij weer lid in buitengewone dienst werd.

Postuum

  • De Universiteit Leiden eert Cleveringa's betekenis door het ontplooien van diverse activiteiten:
  1. De Cleveringaleerstoel is sinds 1970 een jaarlijks wisselende leerstoel voor een gasthoogleraar uit binnen- of buitenland.[4]
  2. Elk jaar wordt de Cleveringarede gehouden, omdat Cleveringa door zijn rede het motto van de universiteit Praesidium libertatis (Bolwerk van de vrijheid[5]) op indrukwekkende wijze gestalte gaf.
  3. Jaarlijks organiseert het Leids Universiteits Fonds op of rond 26 november de Cleveringalezingen op tal van plaatsen in de wereld.
  4. In 2004 werd hij door de lezers van het Leidse universiteitsblad Mare gekozen tot "de grootste universitaire Leidenaar", vóór Christiaan Huygens en Johan Rudolph Thorbecke.[6]
  • De rede die Cleveringa op 26 november 1940 hield als protest tegen de nazi's, werd in 2015 uitgeroepen tot 'Beste speech van Nederland'.[7]
  • Het pleintje bij de ingang van de Leidse universiteitsbibliotheek heet Cleveringaplaats.
  • Het Rudolph Pabus Cleveringa Lyceum in zijn geboorteplaats Appingedam werd in 2018 naar Cleveringa vernoemd.

Literatuur

  • Kees Schuyt, R.P. Cleveringa. Recht, onrecht en de vlam der gerechtigheid. Boom, Amsterdam, 2019, 500 pag. ISBN 978-90-2440908-2
  • Willem Otterspeer, Het horzelnest. De Leidse universiteit in oorlogstijd. Prometheus, Amsterdam, 2019, 388 pag. ISBN 978-90-4463856-1
Zie de categorie Rudolph Pabus Cleveringa van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Voorganger:
Berend George Escher
Rector magnificus van de Universiteit Leiden
1946-1947
Opvolger:
Julius van Oven
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.