Truus Wijsmuller-Meijer

Geertruida (Truus) Wijsmuller-Meijer (Alkmaar, 21 april 1896Amsterdam, 30 augustus 1978) was een Nederlandse verzetsvrouw die voor en in de Tweede Wereldoorlog Joodse kinderen en volwassenen in veiligheid bracht. Ze ontving van Yad Vashem de onderscheiding Rechtvaardige onder de Volkeren. Samen met anderen die voor het vooroorlogse Kindertransport werkten, heeft ze de levens van meer dan 10.000 Joodse kinderen, op de vlucht voor antisemitisme, gered.

Truus Wijsmuller-Meijer
Truus Wijsmuller-Meijer in 1965
Algemeen
Geboortedatum21 april 1896
Sterfdatum30 augustus 1978
GeboorteplaatsAlkmaar
Plaats van overlijdenAmsterdam
Portaal    Tweede Wereldoorlog

Jeugd

Truus Meijer wordt geboren in Alkmaar aan de Mient nr. 14 als eerste kind in het gezin Meijer. Haar vader, Jacob Meijer, werkt in een drogisterij annex apotheek; haar moeder, Bertha Hendrika Boer, is zelfstandig modiste.

Wijsmuller komt uit een hervormd-liberaal gezin. Zij herinnert zich, dat haar ouders haar leerden, om altijd als het nodig is op te komen voor de mensen, die het meest verdrukt zijn. En daarom is zij naar eigen zeggen van huis uit gewend om op te komen voor mensen die het verdienen en nodig hebben.[1] Haar ouders voegen de daad bij het woord door bijvoorbeeld rond 1918 een Oostenrijkse jongen in huis op te nemen.

In 1913 verhuist het gezin naar Amsterdam. Het jaar daarop krijgt Meijer, die in Alkmaar twee jaar de Handelsschool volgde, haar eerste baan bij een bank. Later leert ze Johannes (Joop) Franciscus Wijsmuller (geboren in Amsterdam op 25 februari 1894), bankier bij de Javaasche Bank, kennen. Ze trouwen in 1922 en betrekken een verdieping aan de Nassaukade. Truus Wijsmuller stopt met werken, zoals toen gebruikelijk was. Als het huwelijk kinderloos blijft, besluit ze sociaal werk te gaan doen. Van haar man zal ze steeds ondersteuning en aanmoediging ondervinden. Ze kunnen altijd rekenen op hun inwonende hulp Cietje Hackmann. Zij doet Wijsmullers administratie en zorgt, als kinderen bij hen logeren en Wijsmuller van huis is, voor ze.

Foto Truus Wijsmuller, Stadsarchief Amsterdam, datum en maker onbekend

Sociaal en politiek werk

Wijsmuller wordt bestuurslid en coördinator voor instellingen op neutrale grondslag. Zo is ze coördinator bij de Vereniging van Huiszorg en beheerder van een bewaarplaats voor kinderen van werkende vrouwen. Het werk is onbezoldigd. Ze wordt lid van de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap. De latere verzetsvrouw Mies Boissevain-van Lennep is er voorzitter. Voor de Liberale Staatspartij staat Wijsmuller in 1935 als nummer 6 op de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen. In 1938 richt ze in verband met de dreigende oorlogssituatie het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers op, het secretariaat is bij haar thuis gevestigd. Wijsmuller bouwt een uitgebreid netwerk op en heeft contacten in alle lagen van de bevolking.

December 1938: Een verzoek uit Engeland

Enkele dagen na Kristallnacht reist ze naar de Nederlands-Duitse grens om te zien wat zich daar afspeelt. Onder haar rokken neemt ze een jiddisch sprekende Poolse jongen mee naar Amsterdam. Haar eerste groep van 6 kinderen neemt ze na 17 november mee uit de overvolle wachtkamer van het Nederlandse consulaat in Hamburg. De douane wil de kinderen uit de trein zetten, maar Wijsmuller dreigt met het zestal naar prinses Juliana - die in de coupé naast haar blijkt te zitten - te stappen. Dat is afdoende.

De Britse regering besluit in november 1938 om Joodse kinderen tot 17 jaar uit nazigebied op te nemen voor een tijdelijk verblijf. Verschillende organisaties in Engeland bundelen hun krachten in het "Refugees Children Movement" (RCM).[2]

Op 2 december wordt Wijsmuller uitgenodigd om langs te komen bij het pas opgerichte Nederlandse Kinder Comitee. Daar is Norman Bentwich uit Londen aanwezig, die haar vraagt naar Wenen te reizen om er een zekere Dr Eichner te ontmoeten. Ze dachten toen dat Eichmann zo heette. Eichmann is de nazi die dan verantwoordelijk is voor de gedwongen "emigratie" van Joodse Oostenrijkers. Misschien zal het Wijsmuller als niet-Joodse vrouw lukken om toestemming te krijgen voor het vertrek van Joodse kinderen naar Engeland. Ze vertrekt nog dezelfde dag.

Bezoek aan Eichmann

Eichmann snauwt haar - een vrouw - eerst af, maar Wijsmuller treedt hem onverschrokken tegemoet. Ze vertelt hem waarvoor ze komt. "Ongelofelijk, so rein-arisch und dann so verrückt"[3] ("100% arisch en toch zo gek") concludeert hij. Eichmann denkt haar voor een onmogelijke opgave te stellen door toestemming te geven om - op shabbat, de joodse rustdag - binnen vijf dagen met 600 kinderen af te reizen. Het lukt Wijsmuller echter het voor elkaar te krijgen; op zaterdag 10 december vertrekt een trein met 600 Joodse kinderen van Wenen naar Nederland. Vijfhonderd van deze kinderen reizen via Hoek van Holland naar Engeland, de andere 100 worden in een school in Den Haag opgevangen en zullen in Nederland blijven. In Engeland heeft Wijsmuller contact met onder anderen Lola Hahn-Warburg, die verbaasd opmerkt: "ja, maar u bent toch alleen gestuurd om te praten?"[3]

In Nederland werkt ze samen met sociaal werkster Gertrude van Tijn[1][4] van het "Comité voor Bijzondere Joodse Belangen" (behorend bij het "Comité voor Joodsche Vluchtelingen"), Mies Boissevain-van Lennep en vele anderen. In Wenen heeft Wijsmuller gezien hoe mensonterend Joodse inwoners worden behandeld. In Nederland wil niemand haar geloven.

December 1938-september 1939: Kindertransport

Tussen december 1938 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 organiseert Wijsmuller meerdere keren per week reizen met kinderen tot 17 jaar vanuit nazigebied; meestal naar Engeland, maar ook naar Nederland en later naar België en Frankrijk. Een treinreis van Wenen naar Hoek van Holland duurt zo'n 30 uur. Wijsmuller regelt, dat de controles van grenspolitie en douane zo mogelijk vóór de grens in de trein worden gedaan. En wel onder haar leiding, of van een van de andere Nederlandse vrijwilligsters. Dat voorkomt oponthoud.[5] Via Emmerik komen op dinsdag en woensdag de treinen uit het zuid-oosten, via Bad Bentheim op donderdag de treinen uit het noord-oosten. Bij elke reis gaan er zo'n 150 kinderen mee.

Eénmaal reist er een groep verzwakte kinderen en vrouwen van Sudeten-Duitsers mee. De kinderen mogen één koffer meenemen, 10 Duitse Marken en geen foto's of kostbaarheden. De ouders moeten buiten het station afscheid nemen. Meestal - maar dat wordt niet altijd toegestaan - reizen Joodse begeleidsters mee tot in Engeland, op voorwaarde dat deze allemaal terugkeren: anders is het afgelopen met de Kindertransporten. In verschillende steden werken de speciaal opgerichte "Kindercomités", sociaal werkers en vrijwilligers samen om de kinderen in veiligheid te brengen. Het zijn vooral vrouwen die de uitvoering van reis en verblijf van de kinderen op zich nemen.

Wijsmuller draagt steeds in haar handtas een tandenborstel, een stuk zeep en een handdoek mee, daar ze elk ogenblik het verzoek kan krijgen op reis te gaan. In Nederland blijven zo'n 1800 kinderen uit het Derde Rijk.[6]

Wijsmuller is doordrongen van de urgentie van haar werk en geeft vaart en omvang aan het "Kindertransport", zoals de evacuatiereizen gaan heten. Ze onderhoudt contacten met alle bij de reizen betrokken partijen in meerdere landen, waaronder ook de trein- en bootondernemingen, en draagt de verantwoordelijkheid voor de reisdocumenten. Voor haar werk accepteert ze nooit geld. Ook anderen, zoals de Britse zakenman Nicholas Winton, en de Berlijnse Recha Freier, organiseren reizen met kinderen uit nazigebied.

Wijsmuller herinnert zich dat de organisatie eigenlijk meteen voor elkaar was dankzij de Joodse comités in Wenen en Frankfurt en Hamburg en Breslau en Berlijn (en later Praag, Danztig en Riga[7]) die de transporten met grote zorgvuldigheid voorbereiden. In haar ogen een wonder van zelfbeheersing omdat ze zich bedenkt hoe bang de mensen geweest moeten zijn als ze hun kinderen de wereld insturen.[8]

Kinderen in het Burgerweeshuis

Vanaf maart 1939 is Wijsmuller als bestuurder betrokken bij het Amsterdamse Burgerweeshuis (het huidige Amsterdam Museum), waar vanaf dan Duitse vluchtelingenkinderen worden ondergebracht. Zowel zij als haar man toont zich nauw betrokken bij de kinderen. Ze komen in groepjes bij hen thuis logeren en ze nemen de kinderen mee op uitjes, bijvoorbeeld naar dierentuin Artis. De kinderen noemen haar 'tante Truus'.

Staande vrouw links, die naar de kinderen van het Burgerweeshuis kijkt, is Truus Wijsmuller

Juni-juli 1939: Schepen de St. Louis en de Dora

In juni 1939 worden bijna 1000 Joodse vluchtelingen op het schip de St. Louis door de Verenigde Staten, Canada en Cuba de toegang geweigerd. Uiteindelijk worden ze toegelaten in een aantal Europese landen. Het schip mag binnenlopen in de haven van Antwerpen. Als lid van de Nederlandse delegatie gaat Wijsmuller aan boord. Na de onderhandelingen verwelkomt ze de 181 vluchtelingen die in Nederland zijn toegelaten.[9] In juli 1939 is Wijsmuller betrokken bij het vertrek van kinderen met het vrachtschip de "Dora", dat met 450 vluchtelingen clandestien aan wal zal gaan in het Engelse mandaatgebied Palestina.

September-december 1939: Laatste reizen vanaf de Duitse grens

De mobilisatie ontwricht het treinverkeer en de grens bij Bentheim wordt in september 1939 gesloten. Als Wijsmuller op 31 augustus te horen krijgt dat er in Kleef een groep kinderen van de jeugdaliya is gestrand, regelt ze reisdocumenten, haalt de groep met bussen op en brengt ze naar de boot in Hoek van Holland. Op 1 september krijgt ze een telefoontje uit Duitsland, dat er op hetzelfde station 150 jongens van een ORT-school niet verder kunnen. De NS stellen een trein voor haar samen bestaande uit restauratiewagens. Op het station treft ze ook een groep van 300 orthodoxe mannen uit Galicië aan. Wijsmuller geeft de Duitsers te verstaan, dat ze niet moeten zeuren over de laatste groep: "dit zijn tenslotte toch ook jongens."[10] Het is de laatste grote groep die via Vlissingen naar Engeland vertrekt.

In november en december 1939 haalt Wijsmuller geregeld gevluchte Joden, uit o.a. Wenen, in Bentheim op, die papieren hebben voor Amerika. Ze vertrekken met de Holland Amerika Lijn uit Rotterdam.

September 1939-mei 1940: Reizen naar Engeland en Zuid-Frankrijk

Van september 1939 tot mei 1940 begeleidt Wijsmuller groepen Joodse kinderen en volwassenen die in Nederland, België, Denemarken en Zweden gestrand zijn. Met hen gaat ze per vliegtuig naar Amsterdam en vandaar met het vliegtuig naar Engeland of per trein naar het onbezette Zuid-Frankrijk. Wijsmuller zorgt ook voor de zo moeilijk verkrijgbare reisdocumenten. Ze wordt beschreven als een geboren reisleidster, die de volwassenen kan geruststellen[11] en de kinderen tijdens de lange treinreis uitnodigt tot zingen en toneelspel.[12][13]

In november 1939 wordt Wijsmuller in Marseille gearresteerd en hardhandig verhoord: de Fransen denken met haar de gezochte Duitse spion "Erika" in handen te hebben. Maar er is geen bewijs en ze wordt vrijgelaten. Vanuit Marseille proberen groepen vluchtelingen Palestina te bereiken, destijds een Engels mandaatgebied.

Mei 1940: Kinderen Burgerweeshuis met de "Bodegraven" naar Engeland

Truus Wijsmuller is in Parijs om een kind weg te brengen als de Duitse troepen Nederland binnenvallen op 10 mei 1940. Ze wist wanneer de invasie zou plaatsvinden en heeft hiervoor ook gewaarschuwd in Den Haag. In drie dagen reist ze terug naar Amsterdam, waar ze bij aankomst onmiddellijk wordt ondervraagd door politiefunctionarissen. Vervolgens gaat ze naar het Burgerweeshuis om met de vluchtelingenkinderen te praten.

De garnizoenscommandant van Amsterdam geeft haar een verzoek uit Londen door om de 74 kinderen uit het Burgerweeshuis in veiligheid te brengen. Zij weet hen aan boord van het vrachtschip de Bodegraven (schip, 1929) te brengen. Het is het laatste schip dat de haven van IJmuiden verlaat, slechts enkele minuten voor de overgave van de Nederlandse regering. Zelf besluit Wijsmuller in Nederland te blijven, omdat ze haar echtgenoot niet alleen wil laten.[12][14] Bovendien weet ze dat er meer werk te doen is.

Mei 1940-1943: Hulp voor Joodse kinderen tijdens bezetting

Wijsmuller legt zich tijdens de bezetting van Nederland voornamelijk toe op gezinshereniging. Ze brengt kinderen wier ouders naar België of Frankrijk zijn gevlucht naar hun ouders en neemt op de terugweg kinderen mee wier ouders in Nederland verblijven. Soms brengt zij kinderen terug naar de ouders in Duitsland. Ze brengt kinderen van Joodse vrouwen vlak na de geboorte onder bij veilige gezinnen. In de maanden en jaren die volgen op het uitbreken van de oorlog houdt Wijsmuller nooit op overal heen te gaan waar werk verricht moet worden.

Na de capitulatie van Nederland reist ze naar Brussel en overlegt daar met het Belgische Rode Kruis en het Kindercomitee. Ze legt er contact met Benno M. Nijkerk (1906-1944 Neuengamme),[15] een Nederlandse zakenman, die firmant is van een groothandel in metalen in Amsterdam met een filiaal in Brussel. Hij zal lid worden van het "Comité de Defense des Juifs" en later medewerker van Dutch-Paris, een ondergronds netwerk van het Nederlandse, Belgische en Franse verzet. Met Nijkerk spreekt Wijsmuller af zoveel mogelijk kinderen naar het zuiden te brengen, met én zonder papieren. Nijkerk laat in Brussel identiteitspapieren vervalsen en Wijsmuller zal ze naar Nederland smokkelen. Dit werk gaat door tot zeker 1943. In juni 1943 reist ze voor het laatst met Joodse kinderen op weg naar de Spaanse grens.[16]

Contacten met nazi's

Ook bij de nazi's, van hoog tot laag, heeft Wijsmuller contacten. Ze maakt er gebruik van wanneer ze iets gedaan wil krijgen. Zo krijgt ze van een Gestapo-medewerker, die vindt dat kinderen bij hun ouders horen, reisdocumenten voor Joodse kinderen om het land te verlaten. Eerder had ze zijn uitnodiging geaccepteerd om met hem iets op een Amsterdams terras te drinken, nadat hij haar luidkeels herkende op straat. Daarvoor werkte hij als grensbeambte tijdens de Kindertransporten.

In mei 1941 roept de SS'er Rajakowitsch haar naar Den Haag. Ze moet opschrijven wat ze doet en ophouden met haar hulp: anders gaat ze eraan. Wijsmuller houdt zich van den domme en doet, alsof ze niet begrijpt hoe ernstig de situatie is. Ze staat bij de Duitsers bekend als "die verrückte Frau Wijsmuller"[17]: omdat ze Joden helpt, voor niets.

Tot maart 1941: Werk namens Amsterdamse Rode Kruis in Frankrijk

Wijsmuller reist met voedsel en medicijnen naar Gurs en St. Cyprien, interneringskampen in Frankrijk, voor het Amsterdamse Rode Kruis, ook omdat dit werk haar de mogelijkheid geeft kinderen weg te brengen. De financiering van voedsel en medicijnen wordt gedeeltelijk door Wijsmuller georganiseerd. Deze reizen eindigen als het Nederlandse Rode Kruis haar dit werk in maart 1941 onmogelijk maakt, nadat Wijsmuller haar kritiek kenbaar heeft gemaakt op hun Parijse medewerker.[18]

Eind 1941 tot juni 1942: Spanje-reizen

Vanaf eind 1941 tot juni 1942 is ze betrokken bij het reisbureau Hoyman & Schuurman's als liaison tussen Joden die emigreren, de SS en het reisbureau. Op verzoek van de Duitse SS reist ze mee met Joodse Nederlanders, die voor veel geld via Spanje en Portugal Europa nog kunnen verlaten. Wijsmullers voorwaarde om hieraan mee te werken is, dat Joodse kinderen met geldige visa kosteloos mogen meereizen. Hiermee brengt ze ongeveer 150 mensen in veiligheid.

De Spanje-reizen gaan vanaf juni door. Dankzij de inspanning van meerdere betrokkenen ontkomen hiermee in totaal 341 mensen aan de nazi's.

1941 tot juni 1942: Hulp aan Franse soldaten

Van 1941 tot juni 1942 regelt ze hulp voor Franse soldaten, die willen vluchten. Op verzoek van Nijkerk legt ze hiertoe contact met een Duitser vlak over de Duitse grens. Ze zorgt met vele anderen voor burgerkleding, een vluchtroute, en een schuilplaats in Nispen. Daar moeten de soldaten zeggen dat ze van "Madame Odi" komen.[19]

Mei 1942: arrestatie Wijsmuller

In mei 1942 wordt ze gearresteerd en in bewaring gesteld in de gevangenis op de Amstelveenseweg. De Gestapo verdenkt haar van het smokkelen van valse identiteitspapieren en vluchtinformatie voor Joodse Nederlanders die via België en Frankrijk naar Zwitserland ontkomen. Op een onderduikadres in de grensplaats Nispen worden een groep Joden en hun onderduikgevers opgepakt. Wijsmuller werkt inderdaad samen met Benno M. Nijkerk van het "Comité de Defense des Juifs". De vluchtelingen kennen echter alleen haar schuilnaam 'Madame Odi' en Wijsmuller moet na enkele dagen weer worden vrijgelaten. Ze houdt contact met Nijkerk. Eind 1943 wordt reizen naar het buitenland onmogelijk.

1942-1944 Voedselhulp

Vanaf 1942 is Wijsmuller tevens lid van de verzetsgroep Groep 2000 onder leiding van Jacoba van Tongeren. Zij is er "Hoofd Rode Kruisdiensten en verbindingsofficieren" en richt zich op het verzenden van levensmiddelenpakketten. Alle kinderen in Westerbork ontvangen een pakketje met Kerstmis 1943. Van februari tot september 1944 worden er drie dagen in de week pakketten gemaakt in de Nieuwe Kerk voor mensen in het doorgangskamp Westerbork, en de concentratiekampen Bergen-Belsen en Theresienstadt.[20]. In totaal worden er 7000 pakketten op naam verzonden. "....maar het is aan de arbeid van mevrouw Wijsmuller te danken dat dit werk zo'n vlucht heeft kunnen nemen". [20] Ook brengen mensen haar voedsel aan huis om te verdelen, en een eierenhandelaar uit Landsmeer brengt haar elke week 1000 eendeëieren, die ze vervolgens bezorgt bij rust- en en ziekenhuizen in de stad. Wijsmuller noemt het de "levensmiddelen-business".

September 1944 Weeskinderen uit Westerbork

In september 1944 verneemt Wijsmuller, dat 50 Joodse "weeskinderen" (kinderen die zonder hun ouders zijn opgepakt) uit Westerbork gedeporteerd zullen worden. Een aantal van hen bracht ze eerder voedsel in het Amsterdamse Huis van Bewaring. Met een wetsartikel van eigen makelij stapt ze naar de nazi's. Ze bepleit een "voorkeursbehandeling": Wijsmuller houdt vol dat het om kinderen gaat van Nederlandse moeders en Duitse soldaten. Volgens haar wetsartikel zijn de kinderen Nederlands. De kinderen zullen in Theresienstadt terechtkomen, steeds als groep bij elkaar blijven, en na de oorlog terugkeren.

Hongerwinter 1944-1945

Als het versturen van voedselpakketten niet meer mogelijk is, richt Wijsmuller tijdens de Hongerwinter haar aandacht weer op kinderen. Ze organiseert als lid van een interkerkelijk overleg de evacuatie van verzwakte kinderen naar pleeggezinnen. Uit Amsterdam worden 6649 kinderen per boot over het IJsselmeer naar Friesland, Groningen, Overijssel en Drenthe gebracht om aan te sterken.[16]

Op 7 april 1945 laat de Amsterdamse politie Wijsmuller weten, dat er in het klooster in Aalsmeer 120 geallieerde soldaten gevangen worden gehouden die er slecht aan toe zijn. De politie krijgt er echter geen toegang. Misschien kan Wijsmuller iets doen? Wijsmuller fietst, de eerste keer met medicijnen, naar Aalsmeer. Ze geeft de Duitsers te verstaan, dat het ze weleens aangerekend kan worden als de oorlog voorbij is. Direct na de capitulatie legt ze contact met de Duitsers in Utrecht, die haar naam als "die verrückte Frau Wijsmuller"[1][21] kennen. Deze verwijzen haar door naar de Canadezen in Hilversum. De Canadezen sturen auto's en Wijsmuller levert de soldaten bij ze af.[22]

Beschrijving van Wijsmuller

Wijsmuller wordt beschreven en herinnerd als een indrukwekkende persoonlijkheid. Een dame met een krachtige stem, die warmte en energie uitstraalt.[2][22][23][24][25] Een kordate, praktische vrouw met een groot hart voor kinderen. Iemand die kan organiseren en netwerken. Vreselijk brutaal maar nooit grof. Ze kan mensen voor zich innemen en overtuigen, onderhandelen en improviseren, ze bespelen, overdonderen en omkopen als dat noodzakelijk is. Voor haar werk accepteert ze geen geld. Wijsmuller werkt het liefst in haar eentje, ook omdat ze dat het veiligste acht. In de naoorlogse jaren wordt ze daarnaast getypeerd als een dominant[16] en eigengereid mens en, terugblikkend, als een avonturierster.[26] In het Amsterdamse krijgt Wijsmuller na de oorlog twee bijnamen: zowel "Tante Truus" als "Stoomwals".[27]

Wijsmuller-Meijer als gemeenteraadslid

Na 1945

Na de oorlog spoort Wijsmuller als KVV-ster en medewerkster van UNRRA (een voorloper van de VN) ontheemde kinderen in Duitsland op. Daarna volgen uitzendingen naar Engeland, Zwitserland en Denemarken van ondervoede kinderen uit Nederland.[28]

In oktober 1945 wordt in Amsterdam een noodgemeenteraad in het leven geroepen; Truus Wijsmuller wordt gevraagd hier lid van te worden. In 1949 wordt ze voor de VVD met de meeste voorkeurstemmen in de gemeenteraad verkozen. Ze zal er lid van blijven tot 1966. Daarnaast gaat ze door met haar sociale werk in binnen- en buitenland, onder andere voor de stichting Diogenes en voor de oprichting van een ziekenhuis in Suriname. In 1957 is ze een van de oprichters van de Anne Frank Stichting waarvan ze tot 1975 bestuurslid blijft.

Joop Wijsmuller overlijdt op 31 december 1964. Cietje Hackmann blijft bij Truus Wijsmuller wonen tot haar overlijden op 30 augustus 1978. Haar lichaam stelde ze ter beschikking aan de wetenschap.

In een advertentie na haar dood wordt zij beschreven als "de moeder van 1001 kinderen, die van het redden van Joodse kinderen haar werk had gemaakt". De meeste Joodse kinderen vernemen na de oorlog dat hun ouders de Shoah niet hebben overleefd, maar ook worden enkelen herenigd met hun familie. Tot haar dood heeft "tante Truus" contact onderhouden met kinderen die zij heeft gered: van Enkhuizen[29] tot Engeland en Israël.[22]

Monumenten

Borstbeeld (Bachplein Amsterdam)

In 2020 wordt in Alkmaar, de geboortestad van Truus, een groot monument geplaatst op de Gewelfde Stenen Brug, in het hart van de stad, schuin tegenover haar geboortehuis op Mient 14. Het beeld stelt Truus voor in de tijd van de eerste Kindertransporten in 1938, omringd door 28 kinderen. In de Joodse cultuur staat '28' voor 'kracht'. We zien hier Truus in haar kracht: kinderen redden. Het beeld is ontworpen en gemaakt door Annet Terberg-Pompe en Lea Wijnhoven (links, respectievelijk rechts op de foto). De bronsgieter was Hans Steylaert.

Het beeld is ontworpen als een kleimodel van ca. 70 cm. Met lasertechniek ontstond een digitale vergroting, waarmee een kunststofmodel van 220 cm werd gemaakt. Na het met boetseerklei bijwerken van de detaillering is er een siliconenmal gemaakt voor het bronsgieten. Het beeld is in twee grote delen gegoten. Enkele kleine onderdelen, zoals een bril, zijn apart gegoten. De Historische Vereniging Alkmaar heeft in de periode 2018-2020, in samenwerking met de gemeente Alkmaar, via crowdfunding en donaties van fondsen het bedrag bijeengebracht voor de realisatie van het beeld. De onthulling zal vergezeld gaan van een tijdelijk verzetsmuseum "Truus is hier" en de publicatie van een 26 pagina's tellende krant met het levensverhaal van Truus. Het beeld van Annet en Lea wil uitdrukken, dat de onbaatzuchtige zorg van Truus voor de kwetsbare kinderen een opdracht is, die ook in de huidige tijd nog niets aan kracht heeft ingeboet.

  • Een borstbeeld, gemaakt door Herman Janzen, werd onthuld in 1965 in het sanatorium Beatrixoord in het Oosterpark in Amsterdam. Wijsmuller was er bestuurslid vanaf 1939. Toen het sanatorium in 1976 sloot, nam Wijsmuller het beeld mee naar huis. Na haar dood werd het in december 1978 opnieuw onthuld, ditmaal op het Amsterdamse Bachplein.
  • In Alkmaar, Amsterdam, Gouda, Leiden, Pijnacker en Coevorden zijn straten naar haar genoemd. In Leiden draagt een tunnel haar naam.
  • Planetoïde (15296) Tantetruus is naar haar vernoemd.
  • Truus Wijsmuller-boom in Yad Vashem.
  • In Hoek van Holland herinnert een beeldengroep, door burgemeester Aboutaleb onthuld in 2011, aan de 10.000 Joodse kinderen die van hieruit ontkwamen naar Engeland. Het is ontworpen door Frank Meisler: een van hen.
  • Op 8 maart 2020 kwam de documentaire "Truus' Children" uit, een productie van Pamela Sturhoofd en Jessica van Tijn van "Special Eyes". Het is een ode aan Wijsmuller met de herinneringen van meer dan 20 "kinderen" die zij 80 jaar geleden redde.

Onderscheidingen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.